donderdag 7 juni 2018

Geen verdringing - Juist meer informele langdurige zorg in landen met uitgebreidere overheidsvoorzieningen voor langdurige zorg

In de discussies over de verzorgingsstaat en de participatiesamenleving kom je vaak de gedachte tegen dat een uitgebreide en ruimhartige verzorgingsstaat mensen ertoe brengt om zelf minder actief te zijn in de onderlinge hulpverlening. Want: als de overheid het al doet, dan kunnen wij achterover leunen.

In de literatuur staat die gedachte bekend als het crowding out - effect: de formele zorg zou de informele zorg verdringen.

Maar er zijn aanwijzingen voor precies het tegenovergestelde, voor crowding in: het verschijnsel dat formele zorg en informele zorg samen op gaan. Hoe meer formele zorg, hoe meer informele zorg. Zie de berichten op dit blog achter het label crowding-in.

Daar is nu een nieuwe aanwijzing bijgekomen. In de studie How to understand informal caregiving patterns in Europe? The role of formal long-term care provisions and family care norms gaat Ellen Verbakel (Radboud Universiteit Nijmegen) voor 19 Europese landen na hoe de uitgebreidheid van de formele langdurige zorg samenhangt met hoe actief burgers zelf zijn in het verlenen van informele langdurige zorg.

Wat die formele zorg betreft, ging het om een index samengesteld uit het aantal bedden beschikbaar voor langdurige zorg per 1000 inwoners van 65 jaar en ouder, het aantal langdurige zorgverleners per 100 mensen van 65 jaar en ouder, de overheidsuitgaven ten behoeve van langdurige zorg als percentage van het BNP en het aandeel van de bevolking dat langdurige zorg ontvangt. Het ging om gegevens van de OECD.

Wat de informele zorg betreft ging het om gegevens verkregen door middel van de European Social Survey (ESS).

Het blijkt dan dat in landen met uitgebreidere overheidsvoorzieningen voor langdurige zorg juist ook meer informele langdurige zorg wordt gegeven. Met dien verstande dat ze binnen het geheel van die langdurige zorg minder actief zijn in de intensievere vormen van langdurige zorg.

Het achterliggende proces zou wel eens kunnen zijn dat landen verschillen in de mate waarin de bevolking van oordeel is dat zorgbehoeftigen de zorg krijgen die ze nodig hebben.

Een grotere zorgzaamheid houdt dan zowel in dat mensen zelf meer bereid zijn om zorg te verlenen als dat ze meer stemmen op politieke partijen die een ruimhartig overheidsbeleid voorstaan op het gebied van de (formele) zorg. En een gevolg van dat proces is dat de overheid meer het verlenen van de intensievere vormen van zorg op zich neemt, die de mogelijkheden van de informele hulpverleners al snel te boven gaan.

Verzorgingsstaat en onderlinge hulpverlening is dus niet een kwestie van of-of, maar van en-en.

Geen opmerkingen: